Presb./cler. Luik, I. 1482-1505 (1482-1511) Den Bosch Heer Dirck Spijs(e), Spijze, Spice, Spisse, Spysen, werd in Den Bosch geboren, vermoedelijk als zoon van Henrick Dircxs Spijse. Deze wordt in in 1473 genoemd als getuige bij twee schenkingen in het Bossche Clarissenklooster en was in 1477 één van de vier blokmeesters van de Hinthamerstraat. Henricks dochter Beatrijs was eerst getrouwd met Arnt van Hulst van wie ze minstens drie kinderen had: Goyart, Ghijsbrecht en Arntken. De laatste werd omstreeks 1489 conventuale van het Clarissenklooster. Later trouwde Beatrijs, die vóór 1494 overleed, met Gerit van Heessel (nr.170). Ze had van hem minstens twee dochters: Luytgart en Aleyt. Heer Dirck zelf wordt ook genoemd in een akte van 12 oktober 1486 waarbij hij samen met Goyart Arnts van Hulst en Gerit van Heessel werd gemachtigd om de cijnzen en pachten te innen van heer Henrick van Boningen, kanunnik van de St.Joriskapel op het kasteel te Grave (vgl. nr.60). Verder zal heer Dirck verwant zijn geweest aan de Otto Dircxs Spijse die getrouwd was met Guedelt Arnts vanden Broeck (zie nr.298). Dit echtpaar had een dochter Guedelt die in 1458 conventuale was in het Bethaniklooster op de Windmolenberg. Mogelijk was Otto een oom van heer Dirck. 1) Heer Dirck wordt voor het eerst vermeld in 1480. Hij was toen inmiddels priester en rector van het altaar van St.Maarten de Meerdere (Martinus Superior) in het hoogkoor van de St.Jan. Hij behield dit beneficie tot aan zijn dood en wordt daarnaast ook genoemd als rector van de tweede fundatie aan het altaar van O.L.V. en St.Cornelis in de St.Corneliskapel op het Vughtereinde (1485-1510). Dit beneficie, waaraan in het begin twee en later drie wekelijkse missen waren verbonden, bediende hij zelf. In 1507 en 1508 werd hij bovendien door de Clarissen ingehuurd om een aantal missen in hun kloosterkerk te verzorgen. Per half jaar ontving hij daarvoor een salaris van 5 Rijnsgulden en 7 stuivers. Zijn collega meester Aert Boest (nr.57) verdiende tezelfdertijd ongeveer de helft van dat bedrag. 2)
Af en toe trad heer Dirck ook op als openbaar notaris. Zo stelde hij op 8 oktober 1482 het testament op van Heilwich Goessen Roevers van Gemert, inwoonster van Den Bosch. In tegenstelling tot zijn latere akten ondertekende heer Dirck het testament als priester, niet als clericus. De akte werd geïngrosseerd door heer Sander Pyeck (nr.313). Dezelfde had op 12 mei 1480 al eens een Bossche schepenakte voor hem opgesteld en deze ook aan hem overhandigd. Op 3 februari 1504 stelde heer Dirck een codicil op van Wouter, weduwe van Vranck Henricx van Bree. Deze akte werd geïngrosseerd door Jan van Geldrop (nr.134). Ten slotte vervaardigde heer Dirck op 15 november 1505 nog een akte op verzoek van meester Peter Gherincx vanden Bosch (zie nr.76). In deze akte gaf hij een verslag van de handelingen die hadden geleid tot het conflict tussen de drie kerkmeesters van de St.Jan en de kapitteldeken over de benoeming van een nieuwe rector voor het St.Nicolaasaltaar in de St.Jan. De deken had meester Peter als rector voorgedragen terwijl de kerkmeesters meester Aert Boest (nr.57) als kandidaat naar voren hadden geschoven. In het proces dat vervolgens te Leuven werd gevoerd lieten beide partijen geen methode onbeproefd om hun gelijk te bewijzen. Zo beweerde meester Peter dat Jan Bax (nr.27), de notaris die de presentatie-akte van meester Aert had opgesteld, geen wettige notaris was. Van hun zijde probeerden meester Aert en de kerkmeesters de wettigheid van heer Dirck in twijfel te trekken. Zo schrijft meester Aert in een brief uit 1508 dat hij wilde trachten "te neit te doen ofte te maken dat instrumentum gheteekent metten hant heer Dirck Spijs" die hij niet hield "voer enen legali notario". Vermoedelijk gaat het hier om de akte uit 1505. Heer Dirck wordt in 1508 ook tweemaal genoemd als getuige in akten van heer Claes Hoyberchs (nr.182). Hij woonde toen in een huis aan het St.Janskerkhof. Heer Dirck overleed na 1510, volgens het obituarium van de St.Jan op 17 januari, en werd begraven vóór het altaar van St.Maarten de Meerdere in de St.Jan. 3)
|
Noten | |
1. | Bijlage II 306.22, 306.23; Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, III 200; GAH, RA 1256, fo.123r (12 okt.1486); Van Rooij, Het oud-archief, II 247 nrs.911 en 912, 260 nr.958, 329-330 nrs.1205 en 1206; Vgl.: GAH, THG 2289 en 2290 (15 jan.1454: Alart van Berlichem, man van Mechtelt, dochter van wijlen Dirc Spijzen en van wijlen Heilwich, dochter van wijlen Andries Thijss en van wijlen Mechtelt Willems van Beeck). |
2. | GAH, RA 1249, fo.56v (12 mei 1480), fo.194r (6 mrt.1480), RA 1263, fo.260r (4 nov.1493), RA 1266, fo.370r-v (4 juli 1498); Bijlage II 5.94, 5.102, 246.5; Bannenberg e.a., De oude dekenaten, II 268; Schutjes, Geschiedenis, IV 205; GAH, Clarissen 55 (rekeningen 1507-1509). |
3. | Bijlage II 182.11, 182.12, 369.1, 369.2, 369.3 ("de Buscoducis" staat steeds in de voet van het signet, niet in het onderschrift); GAH, RA 1249, fo.56v (12 mei 1480: concept in de hand van heer Sander met de aantekening: "traditur sibi ab Sandero Pyeck, presbytero"); APB, St.Jan II, brieven van Boest; Bannenberg e.a., De oude dekenaten, II 268; APB, St.Jan II, Obituarium, p.30, p.383; Heer Dirck schreef omstreeks 1500 ook een kwitantie voor de executeurstestamentair van heer Henrick vanden Loe (nr.246). Hoewel hij de kwitantie als Theodricus Spijs, notarius, ondertekende heeft deze niet de vorm van een notariële akte, zie: APB, St.Jan II, kwitantie (z.d.). |